In juni 2020 vroeg de algemeen directeur van een randgemeente het standpunt van de adjunct van de gouverneur over het gebruik van het Frans in de vergaderingen van een gemeentelijke commissie. De leden van de commissie waren allen gemeenteraadslid.
De gemeentelijke commissies en adviesraden worden als ‘diensten’ in de zin van de Taalwet bestuurszaken beschouwd, omdat ze de werking van het bestuur betreffen. Bijgevolg is artikel 23 van de Taalwet bestuurszaken van toepassing, waardoor tijdens de vergaderingen van gemeentelijke commissies het Nederlands gebruikt moet worden.
Algemeen wordt immers aanvaard dat bestuurders geen aanspraak kunnen maken op faciliteiten bij de uitoefening van hun opdracht.
Toch stellen Franstalige verkozenen het uitsluitend gebruik van het Nederlands tijdens de vergaderingen van zowel de gemeentelijke commissies als van de gemeenteraden nog steeds ter discussie. De vraag of dat principe opgelegd wordt aan alle gemeenteraadsleden of alleen aan de burgemeester en de schepenen blijft een onderwerp van debat. In de rechtspraak en rechtsleer worden immers verschillende standpunten verdedigd.
Volgens de Raad van State kan alleen het Nederlands gebruikt worden bij de totstandkoming van beslissingen in de gemeenteraad. Dit geldt ook voor de mondelinge tussenkomsten.1
Voetnoot
1 RvS, 29 juni 2001, arrest 97.257.
Volgens het Grondwettelijk Hof geldt de verplichting om het Nederlands te gebruiken voor de burgemeester en de leden van het college, maar niet voor de andere leden van de gemeenteraad.1
Voetnoot
1 GWH, 10 maart 1998, arrest 26/98.
Het standpunt van de Vlaamse toezichthoudende overheid ter zake is duidelijk: de Vlaamse overheid zal ingrijpen, indien er Frans wordt gesproken tijdens een commissievergadering en er daarover klacht ingediend wordt. Aangezien de randgemeenten in Vlaanderen liggen en Vlaanderen een homogeen Nederlands taalgebied is, is de taal die zij in hun binnendiensten moeten gebruiken het Nederlands. Dit principe geldt ook voor de vergaderingen van de gemeenteraad, van het college van burgemeester en schepenen en van commissies, adviesraden en -organen die door de gemeenteraad of het college opgericht zijn, aangezien die organen als binnendienst van de gemeente beschouwd moeten worden. De mandatarissen van de faciliteitengemeenten kunnen bijgevolg alleen het Nederlands gebruiken bij de uitoefening van het bestuur. Dit geldt zowel voor de burgemeester en de schepenen als voor de raadsleden.1
Voetnoot
1 Omzendbrief BA-2005/03 van 8 juli 2005 betreffende het taalgebruik in de gemeente- en OCMW-besturen en in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden – interpretatie en gevolgen van de arresten van de Raad van State van 23 december 2004.
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht kwam in 20081 niet tot een gezamenlijk standpunt over de vraag of het Frans gebruikt kan worden tijdens een commissievergadering van een randgemeente. Volgens de Nederlandstalige afdeling moet uitsluitend het Nederlands gebruikt worden bij de totstandkoming van de beslissingen. Zij steunt daarvoor op de rechtspraak van de Raad van State. Volgens de Franstalige afdeling, geldt die verplichting enkel voor de burgemeester en de leden van het college, niet voor de andere gemeenteraadsleden. Zij baseert zich daarvoor o.a. op de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof.2
Voetnoten
1 VCT, 16 december 2008, advies 40.035.
2 In 2019 verwees de Commissie, naar aanleiding van een vraag over het gebruik van het Frans tijdens de gemeenteraad van een taalgrensgemeente, eveneens naar de verschillende standpunten in de rechtspraak en de omzendbrief Peeters van de Vlaamse overheid die nog altijd in het rechtsverkeer bestaat. VCT, 6 december 2019, advies 51.069.
Gezien het standpunt van de Vlaamse overheid en met het oog op de onbetwiste geldigheid van de besluitvorming en het goed bestuur van de gemeente, raadde de adjunct van de gouverneur de algemeen directeur aan om het gebruik van het Frans tijdens de besluitvorming in de gemeentelijke commissies te vermijden.
In oktober 2021 kaartte een schepen van een randgemeente de zaak nogmaals aan bij de adjunct van de gouverneur. Sommige leden hadden tijdens een vergadering van een gemeentelijke commissie in het Frans gesproken, afgewisseld met enkele woorden Nederlands, zonder dat de voorzitter hierover een opmerking had gemaakt. De schepen in kwestie had het gebruik van het Frans dan maar zelf ter sprake gebracht tijdens de vergadering. Omdat hij vreesde voor herhaling, wilde hij weten wat er eventueel aan gedaan zou kunnen worden.
De dienst verwees naar de antwoorden die de adjunct van de gouverneur in 2020 verstrekte naar aanleiding van de vragen van de voorzitter (voor de vergaderingen van de gemeenteraad) en de algemeen directeur (voor de vergaderingen van de gemeentelijke commissies).
Hoewel het gebruik van de talen door de gemeenteraadsleden nog altijd voorwerp van debat is, is het standpunt van de Vlaamse toezichthoudende overheid zoals geformuleerd in de omzendbrief BA-2005/03 ter zake duidelijk: de besluitvorming in de vergaderingen van de gemeenteraad en de gemeentelijke commissies moet in het Nederlands gebeuren.
Rekening houdend met dit standpunt van de Vlaamse overheid en met het oog op de onbetwiste geldigheid van de besluitvorming en een goed bestuur van de gemeente, heeft de adjunct van de gouverneur altijd benadrukt dat het Nederlands gebruikt moet worden tijdens de besluitvorming, en aangeraden om het gebruik van het Frans in de gemeentelijke commissies te vermijden.
Wat betreft de vraag voor een eventuele tussenkomst door de dienst van de adjunct van de gouverneur, waren de mogelijkheden op dat ogenblik beperkt.
De dienst verwees ook naar de twee dossiers die bij de Raad van State waren ingediend en waarover de Algemene Vergadering eind 2021 nog geen uitspraak had gedaan. Bij het afsluiten van dit verslag had de Raad in een dossier het verzoek tot schorsing van de uitvoering van een aantal gemeenteraadsbeslissingen van de randgemeente in kwestie verworpen. In het andere dossier is het nog wachten op het standpunt van het Grondwettelijk Hof, aangezien de Raad van State een prejudiciële vraag aan dit rechtscollege stelde.