Specifiek administratief toezicht

Activiteitenverslag 2020-2021 - Statistieken

Terug naar statistieken

Specifiek administratief toezicht

Binnen haar bevoegdheid om het gebruik van de talen in bestuurszaken te regelen in de gemeenten met een speciaal taalstatuut1 heeft de federale overheid een specifiek administratief toezicht ingesteld. Het toezicht op de naleving van de Taalwet bestuurszaken door de gemeentelijke overheden van de zes randgemeenten werd hierbij toevertrouwd aan de adjunct van de gouverneur van Vlaams-Brabant.

Op basis van artikel 65bis van de Taalwet bestuurszaken kan de adjunct van de gouverneur besluiten van de gemeentelijke overheden schorsen wegens schending van de wet. De schorsing heeft gedurende 40 dagen uitwerking.

De vernietigingsbevoegdheid komt op basis van artikel 58, tweede lid toe aan de toezichthoudende overheid, de hoven en rechtbanken of de Raad van State. Met de term ‘toezichthoudende overheid’ verwijst artikel 58, tweede lid van de Taalwet bestuurszaken naar de overheden die het toezicht uitoefenen krachtens het gemene recht ter zake, zodat de gewestregering, in casu de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur van de Vlaamse regering, ter zake bevoegd is.



Daarnaast belast artikel 7, § 5 van de wet van 2 augustus 1963, die het gebruik van de talen in bestuurszaken regelt, de adjunct van de gouverneur met het toezicht op de toepassing van de regelgeving op het gebruik van de talen in het onderwijs in de randgemeenten. Het gebruik van de talen in het onderwijs wordt in principe geregeld door de wet van 30 juli 1963. Die wet is van toepassing op de officiële, gesubsidieerde en erkende vrije scholen. De wet van 2 augustus 1963 bevat eveneens bepalingen over het gebruik van de talen in het onderwijs. Die gelden echter alleen in de randgemeenten. Op basis van artikel 7, § 3 van de wet van 2 augustus 1963 kan in die gemeenten kleuteronderwijs en lager onderwijs in het Frans worden verstrekt. Het is in die specifieke bestuurlijke context dat de adjunct van de gouverneur belast wordt met het toezicht op de naleving van het gebruik van de talen in het onderwijs.

Beide wetsbepalingen verplichten de burgemeesters van de randgemeenten om binnen acht dagen aan de adjunct van de gouverneur een afschrift te sturen van de besluiten van de gemeentelijke overheden die rechtstreeks of onrechtstreeks de toepassing van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en in het onderwijs betreffen. Dit moet het de adjunct van de gouverneur mogelijk maken om na te gaan of de taalwetgeving door de gemeentelijke overheden correct wordt toegepast. Concreet kan het gaan om beslissingen van de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen of de algemeen directeur. Alleen uitvoerbare beslissingen maken het voorwerp uit van dit toezicht.

Het aandeel van het administratief toezicht in het totale werkvolume van de dienst voor de periode 2020-2021 is 71 %.


Verdeling dossiers volgens aard grafiek

Tijdens de overzichtsperiode 2020-2021 stuurde maar één randgemeente afschriften van beslissingen door conform de wet. Die beslissingen betroffen allemaal het onderwijzend en administratief personeel tewerkgesteld in de gemeentelijke basisscholen. De dienst ontving gedurende de hele overzichtsperiode 2020-2021 geen enkel besluit m.b.t. de aanwerving van personeel ten behoeve van de gemeentelijke administratieve diensten.

De onvolledige doorstroming van besluiten heeft uiteraard een negatieve impact op de effectiviteit van het administratief toezicht. De adjunct van de gouverneur ziet zich dan ook genoodzaakt om de oproep van de vorige jaren te herhalen, en nogmaals te benadrukken dat een stipte kennisgeving van de gemeenteraadsbesluiten alleen maar ten goede komt aan de rechtszekerheid, het deugdelijk bestuur en het belang van alle betrokken partijen.

Daarnaast wenst zij nogmaals te benadrukken dat de meldingsplicht van artikel 65bis, § 2 van de Taalwet bestuurszaken veel ruimer is dan alleen de aanstellingen en benoemingen van het personeel van de gemeentelijke basisscholen. Ook de aanstellingen en benoemingen van het personeel dat tewerkgesteld wordt bij de gemeentelijke administratie vallen binnen het specifiek administratief toezicht. Verder kan ook in andere besluiten de toepassing van de taalwetgeving (al dan niet zijdelings) ter sprake komen. Ook die beslissingen vallen onder de meldingsplicht van artikel 65bis, § 2.

Alle beslissingen die tijdens de overzichtsperiode 2020-2021 naar de dienst werden gestuurd hadden betrekking op het personeel van de gemeentelijke basisscholen van een randgemeente. Voor die aanstellingen of benoemingen gaat de adjunct van de gouverneur na of de betrokken personeelsleden over de vereiste taalkennis beschikken. Het onderwijzend en administratief personeel van de gemeentelijke basisscholen moet immers, net als het andere gemeentepersoneel, aantonen dat zij het Nederlands, de bestuurstaal, in voldoende mate beheersen conform artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken. Dit artikel geldt ook als zij worden benoemd in een instelling waar het onderwijs in het Frans wordt verstrekt. 

Doorgaans wordt de kennis van het Nederlands aangetoond via het bekwaamheidsbewijs of studiebewijs dat toegang geeft tot de functie. Het bekwaamheidsbewijs van het personeel van de Franstalige basisscholen bewijst doorgaans de kennis van de onderwijstaal, het Frans. De kennis van het Nederlands moet dan volgens artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken worden aangetoond aan de hand van een attest verstrekt door Selor, het selectiebureau van de federale overheid. Volgens het Grondwettelijk Hof, kan ook het attest dat op basis van artikel 15 van de Onderwijstaalwet wordt afgeleverd door de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap op afdoende wijze de kennis van het Nederlands attesteren.2 Die taalexamens worden echter niet meer georganiseerd.3

In de rechtspositiedecreten van het onderwijzend personeel worden er ook andere mogelijkheden opgesomd die de vereiste taalkennis aantonen, bijvoorbeeld een taalopleiding aan een hogeschool, of een opleiding Nederlands bij een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO).

De vereiste kennis van de bestuurstaal wordt nog maar zelden aangetoond via een Selor-attest. De personeelsleden van de Franstalige gemeentelijke basisscholen staven doorgaans hun kennis van het Nederlands aan de hand van een van de attesten die opgesomd worden in het Rechtspositiedecreet. De adjunct van de gouverneur acht de vereiste taalkennis dan bewezen, rekening houdend met het standpunt van het Grondwettelijk Hof dat de dubbele bewijslast als onevenredig veroordeelde, en met de opheffing van artikel 15 van de Onderwijstaalwet door de Vlaamse decreetgever.

Op basis van de doorgestuurde informatie besloot de adjunct van de gouverneur dat er geen reden was om de doorgestuurde besluiten betreffende de vaste benoeming, uitbreiding van benoeming of tijdelijke aanstelling te schorsen. In 55 % van de gevallen kon de taalkennis immers worden aangetoond op basis van het bekwaamheidsbewijs dat toegang geeft tot de functie, een Selor-attest of een attest zoals opgesomd in het Rechtspositiedecreet. Het gaat dan in de meeste gevallen om attesten verstrekt door een CVO na het volgen van de taalopleiding Nederlands, of door het Huis van het Nederlands van Brussel na het afleggen van een certificerende taaltest Nederlands. Het is eerder zelden dat een CNaVT-attest of een attest van de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap wordt voorgelegd.
De overige 45 % van de doorgestuurde beslissingen betrof korte vervangingen of tijdelijke aanstellingen waarbij aan de betrokkene een taalafwijking werd toegekend door het departement Onderwijs en Vorming. De mogelijkheid om een taalafwijking aan te vragen is terug te vinden in artikel 16 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, en in artikel 19 sexies, § 2 van het Rechtspositiedecreet Gesubsidieerd Onderwijs. Het spreekt voor zich dat, gedurende die periode van maximum 3 jaar, het personeelslid niet kan worden benoemd, maar enkel tijdelijk aangesteld.

Voetnoten

1 Grondwet, artikel 129, § 2.
Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot Hervorming der Instellingen, artikel 7, § 1, tweede lid.

2 GWH 3 mei 2006, arrest 65/2006. Volgens het Hof schendt artikel 53 van de Taalwet bestuurszaken de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer het een Selor-attest Nederlands vergt van het onderwijzend personeel in een Franstalige gemeentelijke basisschool in de randgemeenten, indien zij het bewijs van de kennis van het Nederlands kunnen aantonen via een attest grondige kennis verplichte tweede taal Nederlands in het lager onderwijs, verstrekt door de bevoegde examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap.
Zie ook Raad van State 25 januari 2007, arrest 167.109.
3 Zie punt 6.2.2.4. van de omzendbrief Pers/2010/02 van 19 januari 2010 over de vereiste taalkennis bij een aanstelling in een Franstalige school of een Nederlandstalige school met een Franstalige afdeling op het grondgebied van het Vlaams Gewest.
Zie ook punt 3.2.2.8. van de omzendbrief Pers/2010/01 van 19 januari 2010 over de vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs.