We communiceren steeds meer via sociale media, zowel voor privézaken als op de werkvloer. Het web 2.0 wordt steeds vaker gebruikt door de overheidsdiensten voor de communicatie naar de burger toe zoals preventiecampagnes, crisiscommunicatie, werving van personeelsleden... Sociale media stoppen echter niet bij het louter informeren van de burger; ze leiden tot grotere interactie en dialoog tussen de overheid en de burger. Kenmerkend voor sociale media is dat alle gebruikers inhoud kunnen toevoegen en delen. Via sociale media houdt de overheid dan ook de vinger aan de pols van de maatschappij. Maar berichten toevoegen en delen op deze platformen gebeurt in real time en ongecontroleerd. Naast de standaard veiligheids- en privacykwesties leidt dit in de randgemeenten ook tot vragen over het gebruik van de talen.
De informatiedienst/informatieambtenaar van een randgemeente vroeg in februari 2019 aan de adjunct van de gouverneur hoe zij rekening moeten houden met de taalwetgeving op onlineplatformen zoals Facebook en Instagram.
De berichtgeving op Facebook en Instagram verloopt vrij analoog. De gemeente (de beheerder) én de burgers (de gebruikers) kunnen berichten plaatsen. Daar waar het taalgebruik van de gemeentelijke diensten geregeld wordt door de Taalwet bestuurszaken, valt het taalgebruik van de burger in principe onder de taalvrijheid. De gemeente zal dus de wettelijk verplichte taal moeten gebruiken voor de berichten die zij plaatst op sociale media. Inwoners en gebruikers zijn hier niet door gebonden en kunnen in hun taal reageren op de berichten van de gemeente.
Berichten van de gemeenten op sociale media vallen, zoals gezegd, onder de voorschriften van de Taalwet bestuurszaken. Welke voorschriften dat juist zijn, is niet zo vanzelfsprekend. Facebook en Instagram bieden immers de mogelijkheid om, enerzijds, berichten te plaatsen op algemene pagina’s, en, anderzijds, specifieke boodschappen te sturen op individueel niveau.
Essentiële kenmerken zijn het identieke aspect van de boodschap en de meerdere (niet-geïndividualiseerde) bestemmelingen. Dergelijke berichten vallen onder de kwalificatie ‘berichten en mededelingen aan het publiek’ en moeten op basis van artikel 24 van de Taalwet bestuurszaken in de randgemeenten in het Nederlands en het Frans, met voorrang voor het Nederlands, worden gepubliceerd.
Bij een betrekking met een particulier gaat het om een contact tussen de overheid en een individuele burger. Kenmerkend is het persoonlijk karakter van het antwoord dat in principe is afgestemd op en bestemd voor die contactpersoon. Het kan ook gaan om (inhoudelijk) identieke berichten, nl. wanneer die berichten op een geïndividualiseerde wijze (op naam en adres van de betrokken persoon) worden verstuurd. Dergelijke een-op-een-berichten vallen onder artikel 25 van de Taalwet bestuurszaken; de gemeente antwoordt in het Nederlands of het Frans volgens de keuze van de gebruiker, voor zover die laatste een inwoner is van een faciliteitengemeente.
Het berichtenverkeer op sociale media verloopt via accounts. Het account, waarbij een user-ID en een paswoord hoort, zou kunnen worden beschouwd als een equivalent voor de klassieke ‘naam en adres’-identificatie. Zijn alle berichten op sociale media dan een betrekking met een particulier? Enige nuance lijkt hier aangewezen. Volgens de adjunct van de gouverneur is niet elke communicatie op Facebook of Instagram aan hetzelfde juridische regime onderworpen. Er moet dus geval per geval worden afgewogen of het hier gaat om algemene berichten (d.w.z. berichten en mededelingen aan het publiek) dan wel om persoonlijke boodschappen (d.w.z. betrekking met een particulier).
Zodra de gemeente een bericht beperkt tot een contactpersoon (berichten verzonden binnen de context van messenger bijvoorbeeld) is er duidelijk sprake van een betrekking met een particulier. De gemeente antwoordt bijgevolg in de taal van de particulier voor zover dit het Nederlands of het Frans is.
De algemene berichten op beide platformen verschijnen op ‘openbare ruimten’ zoals een Facebookpagina, muur (prikbord) en openbare groepen. Die berichten kunnen, afhankelijk van de privacy-instellingen die door de beheerder worden ingesteld, dermate toegankelijk zijn voor iedereen, dat de gemeente geen zicht heeft op wie ze kan inkijken.
Berichten op een muur tonen dezelfde boodschap aan iedere willekeurige bezoeker, volger of vriend. Het gaat hier om berichten en mededelingen aan het publiek. De gemeente moet dergelijke berichten in het Nederlands en het Frans publiceren, met voorrang voor het Nederlands.
Dit principe is ook van toepassing, indien berichten beperkt worden tot een bepaald doelpubliek door gebruik te maken van ‘groepen’ of gesloten pagina’s, voor berichten op evenementpagina’s of Facebookadvertenties. Het is eveneens van toepassing indien de gemeente via Facebook een enquête (poll) zou willen uitvoeren, een crisisreactie of geldinzamelactie voor een goed doel wenst te plaatsen.
Particulieren die reageren op een bepaald bericht, kunnen dit doen in de taal van hun keuze. Dat hierdoor berichten van en tussen burgers onderling verschijnen in meerdere talen stelt op zich geen probleem. Het is pas indien de gemeente zelf een reactie op een commentaar van een bezoeker wil plaatsen, dat zij rekening moet houden met de geldende voorschriften. In dat geval kan aan de persoon in kwestie in zijn taal worden geantwoord, maar de boodschap zal in beide talen raadpleegbaar moeten zijn indien het bericht op een openbare pagina verschijnt.
De intrinsieke eigenschappen van Facebook en Instagram bieden de mogelijkheid om de leden die toetreden tot het platform in te delen in categorieën aan de hand van ‘friend lists’. Facebook biedt bijvoorbeeld de beheerder de mogelijkheid om drie vragen te stellen bij vriendschapsverzoeken. De adjunct van de gouverneur acht de opname van een taalkeuzevraag niet aangewezen, gezien het standpunt van de Vlaamse regering en rekening houdend met de arresten van 17 mei 2018 van de Raad van State.53 In die arresten stelt de Raad dat “een daad van taalproselitisme […] zich niet laat verenigen met het eentalige karakter van het Nederlandse taalgebied. De gemeenten mogen weliswaar hun ingezetenen inlichten over de mogelijkheden om te kiezen voor een dienstverlening in het Frans, maar moeten zich hiervoor beperken tot een algemene mededeling in het openbaar belang.” Daar waar een taalkeuzevraag in de context van een Brusselse gemeente vrij logisch lijkt te zijn, is de aanvaardbaarheid van die vraag voor de randgemeenten minder vanzelfsprekend.
Facebook geeft automatisch een taalkeuze weer bij elk profiel. Het instellen van een ‘hoofdtaal’ bij het aanmaken van een profiel, mag volgens de adjunct van de gouverneur niet verward worden met een administratieve taalkeuze, noch met de taalaanhorigheid. De keuze van een hoofdtaal heeft immers als doel de taal vast te leggen waarin het Facebooksjabloon wordt weergegeven op het gebruikte device (gsm, persoonlijke computer, enz.). Het gaat dan ook om een persoonlijke keuze die louter binnen de privésfeer blijft, en niet om een administratieve keuze betreffende de communicatietaal met de overheid in de zin van de arresten van de Raad van State van 2014.
Voetnoot
53 Zie o.a. RvS, 17 mei 2018, arrest 241.512, overweging 23.