De tendens die zich de laatste jaren liet optekenen met betrekking tot de origine van de ingediende klachten of de voorgelegde dossiers zet zich door: het merendeel van de vragen die ons worden voorgelegd, is Nederlandstalig (89 % van de contacten verliep in het Nederlands tegenover 11 % in het Frans).
We benadrukten in het vorige verslag (2012-2013) ook dat de ingediende dossiers steeds ingewikkelder werden door de uitgebreide interactie tussen de taalwetgeving en andere wetgevingen; een evolutie die eveneens in dit verslag wordt bevestigd. Daaruit blijkt dat talrijke actoren die rekening moeten houden met de taalwetgeving alles in het werk stellen om ze correct toe te passen. Ze informeren zich vooraf over wat mag of niet mag.
Met dat in het achterhoofd en in lijn met de vorige activiteitenverslagen, hebben we ervoor gekozen om bepaalde thema’s die bij de behandeling van de dossiers bijzonder complex bleken, verder uit te diepen. Zo gaan we dieper in op het taalgebruik bij stedenbouwkundige vergunningen, de taalkwesties die zich stellen op het gebied van veiligheid en inburgering, het taalgebruik bij samenwerkingsverbanden en de taalvereisten voor leerkrachten. Na de arresten van de Raad van State van 2014, mocht in het verslag van 2014-2015 een samenvatting van de situatie inzake taalkeuze niet ontbreken. Gezien de vele ontwikkelingen die daarop volgden, komt dat thema zeker terug in een volgend activiteitenverslag. Wij hanteren immers een chronologische benadering.
Dit verslag is het resultaat van de inspanningen van alle leden van de dienst. Ik wens u dan ook in hun naam veel leesplezier .
Valérie Flohimont