Volgens de Algemene Vergadering van de Raad van State, kunnen inwoners van de randgemeenten aan hun bestuur vragen om voor een periode van 4 jaar rekening te houden met hun verzoek voor een dienstverlening in het Frans. De vraag kan alleen kenbaar worden gemaakt aan de hand van een brief die zij met dat doel naar het gemeentebestuur verzenden of daar afgeven. De Algemene Vergadering is van mening dat een of andere vorm van registratie van die voorkeur voor het Frans bijgevolg mogelijk moet zijn. De gemeenten mogen verder hun inwoners over die mogelijkheid informeren, maar in geen geval aansporen door hun een typebrief of een huis-aan-huisbericht met een keuzeformulier toe te sturen.1
Voetnoot
1 RvS o.a. arrest 227.775 van 20 juni 2014; 17 mei 2018, arresten 241.512-241.514.
In maart 2021 werd gevraagd of de gemeentelijke diensten van een randgemeente rekening mochten houden met aanvragen van particulieren om het Frans te gebruiken in hun contacten met het bestuur, indien die werden ingediend via een invulformulier dat uitgedeeld werd door een politieke partij. De voorkant van het (tweetalig) pamflet bevatte informatie over het standpunt van de Algemene Vergadering van de Raad van State; de achterkant was een invulformulier waarmee inwoners aan de gemeente konden vragen om voortaan het Frans te gebruiken voor een periode van 4 jaar.
De gemeente stelde zich vragen bij enerzijds het feit dat een invulformulier was gebruikt en niet een brief, en anderzijds bij het feit dat het formulier door een politieke partij was rondgedeeld.
Talrijke aanvragen kunnen op rechtsgeldige wijze via invulformulieren bij de overheidsdiensten worden ingediend. Die praktijk raakt overigens steeds meer ingeburgerd via de digitale loketten. Het feit dat een invulformulier wordt gebruikt, leidt dus niet noodzakelijk tot de ongeldigheid van de aanvraag.
Belangrijk is dat het om een individuele aanvraag gaat, met een authentieke handtekening en een duidelijk geformuleerd verzoek. De aanvraag moet ook voldoende gegevens bevatten die een duidelijke identificatie van de aanvrager mogelijk maken.
Het initiatief voor het versturen van blanco formulieren of typebrieven mag in geen geval uitgaan van de gemeentelijke diensten. De Raad van State is ter zake duidelijk : het optreden van de gemeente moet “lijdzaam en receptief” zijn.1
In dit specifieke geval werden de formulieren verstuurd door een politieke partij en was een van de ondertekenaars OCMW-raadslid.
Een politieke partij is een vereniging van natuurlijke personen die door deelname aan de verkiezingen ernaar streven om hun visie over de wijze waarop de maatschappelijke problemen moeten worden aangepakt, te realiseren. Zij vertegenwoordigen hun kiezers en verdedigen hun belangen.
Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn politieke partijen essentieel voor de werking van de democratie. Voor politieke propaganda geldt verder het principe van de vrije meningsuiting, een fundamenteel recht dat niet alleen gewaarborgd wordt door de Belgische Grondwet, maar ook door verschillende mensenrechtenverdragen. Het omvat het recht om een mening te koesteren en door te geven, zonder inmenging van de overheid.
Ook politieke mandatarissen moeten dit recht kunnen uitoefenen. De afdeling Wetgeving van de Raad van State stelde in het advies 45.817 van 3 februari 2009 dat, wanneer een kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen zich tot zijn potentiële kiezers richt, hij geen administratieve functie uitoefent, noch deelneemt aan de totstandkoming van een bestuurshandeling.
Bij de verspreiding van informatie voor politieke propagandadoeleinden is het raadzaam dat een mandataris ervoor zorgt dat het voor de burger voldoende duidelijk is dat hij niet optreedt in de hoedanigheid van gemeentelijk mandataris, maar als vertegenwoordiger van zijn partij. De informatie in de header en footer van het document gaf, volgens de adjunct van de gouverneur, voldoende aan dat het in dit geval ging om politieke prospectie.
Voetnoot
1 RvS o.a. arrest 241.512, punt 23.
Het niet aanvaarden van de aanvraagformulieren, omdat zij initieel deel uitmaakten van een politiek pamflet, leek de adjunct van de gouverneur problematisch in het licht van artikel 19 van de Grondwet en de uitdrukkelijke wilsuiting van de inwoner. Het verzoek was immers duidelijk geformuleerd op het formulier, zonder enige verwijzing naar de informatie op de andere kant van het document. De handtekening en de met de hand ingevulde identificatiegegevens, waaronder het rijksregisternummer, e-mailadres en telefoon- of gsm-nummer, beantwoordden verder aan alle vereisten voor de registratie van een individuele taalkeuze, zoals de Raad van State die bepaald heeft.
Niettemin vestigde de adjunct van de gouverneur de aandacht op het standpunt van de Vlaamse overheid : in afwachting van de einduitspraak van de Raad van State in de beroepen tegen de vernietiging van de beslissing van drie randgemeenten om een taalregistratiesysteem te implementeren, is de Vlaamse overheid van mening dat de Vlaamse omzendbrieven onverkort van toepassing blijven.