Gebruik van de talen tijdens hoorzittingen

Activiteitenverslag 2020-2021 - Gebruik van de talen in de binnendiensten

Terug naar het overzicht

Naar aanleiding van een beroep tegen een omgevingsvergunning, kan de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant een hoorzitting organiseren. In mei en juli 2021 ontving de adjunct van de gouverneur vragen over het gebruik van de talen op een dergelijke hoorzitting. Net zoals in de dossiers over het gebruik van de talen tijdens de gemeenteraad of vergaderingen van gemeentelijke commissies, hadden die vragen betrekking over het gebruik van het Frans. Mag een inwoner van een randgemeente het Frans gebruiken tijdens een hoorzitting die wordt georganiseerd door de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant ? 

Zo ja, dan wilde men ook weten in welke taal de gedeputeerden moesten of mochten antwoorden. Op basis van artikel 34, § 1, lid 2, gebruiken zij immers in principe uitsluitend het Nederlands.

Op basis van artikel 53 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, kan een particulier een beroep indienen bij de deputatie. Zowel de aanvrager van de vergunning als de indiener van het beroep kunnen vragen om gehoord te worden.

Tijdens een hoorzitting ontstaan er ‘betrekkingen met particulieren’: de aanvrager van de vergunning en/of de indiener van het bezwaar krijgen immers de mogelijkheid om hun standpunt te verdedigen bij de beroepsinstantie.

De deputatie en de diensten van de provincie Vlaams-Brabant moeten artikel 34, § 1 van de Taalwet bestuurszaken toepassen. Dat artikel regelt het gebruik van de talen voor gewestelijke diensten met faciliteitengemeenten in hun ambtsgebied. De bestuurstaal is het Nederlands, maar voor de betrekkingen met particulieren moet er rekening gehouden worden met de woonplaats van die particulier:

    • Indien de aanvrager van de vergunning of de indiener van het bezwaar in een taalhomogene gemeente woont, wordt het Nederlands gebruikt op basis van artikel 12, eerste lid van de Taalwet bestuurszaken. Er is geen taalwissel voorzien.
    • Indien de aanvrager van de vergunning of de indiener van het bezwaar in een randgemeente woont, moet artikel 25 van de Taalwet bestuurszaken worden toegepast. Concreet betekent dit dat in principe het Nederlands wordt gebruikt, maar dat er wordt overgeschakeld naar het Frans, zo dit gevraagd wordt.
    • Indien de aanvrager van de vergunning of de indiener van het bezwaar in een taalgrensgemeente zoals de gemeente Bever woont, geldt hetzelfde principe op basis van artikel 12, derde lid van de Taalwet bestuurszaken.

    Volgens artikel 38, § 3 moeten de gewestelijke diensten die ook faciliteitengemeenten bedienen zo georganiseerd worden, dat het publiek zonder enige moeite te woord gestaan kan worden in de talen die de wet voor de desbetreffende gemeente uit het ambtsgebied erkent.

    Concreet betekent dit dat er tijdens de hoorzitting minstens een deelnemer vanuit de provinciale overheid een bepaalde kennis van het Frans moet hebben om inwoners uit de randgemeenten die van de faciliteitenregeling gebruik wensen te maken, in het Frans te woord te staan, de noodzakelijke vertaling van de standpunten te verzorgen, en het gesprek tussen de verschillende partijen op taalkundig vlak in goede banen te leiden.

    In principe kan een particulier op de hoorzitting zelf vragen om het Frans te gebruiken. Het eenvoudige feit dat hij in het Frans spreekt, wordt als een dergelijk verzoek beschouwd.

    Indien de aanvrager van de vergunning en de indiener van het bezwaar allebei aanwezig zijn, en de ene kiest voor het Nederlands en de andere voor het Frans, kunnen zij elk hun standpunt in hun eigen taal verduidelijken. Het bestuur moet dan naargelang het geval in een vertaling naar het Nederlands of het Frans voorzien. Die vertaling hoeft niet noodzakelijk exhaustief te zijn. De particulieren moeten wel op een duidelijke wijze in hun taal kennis kunnen nemen van alle essentiële elementen die tijdens de vergadering aan bod komen.