De bepalingen die specifiek betrekking hebben op de randgemeenten vallen uiteen in ’grote’ en ’kleine’ faciliteiten. De grote faciliteiten gelden in Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel. De kleine faciliteiten gelden in Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem. Concreet gezien, is het verschil tweeërlei en betreft het enerzijds de akten en anderzijds de vereiste taalkennis van het gemeentepersoneel.
Het onderscheid tussen grote en kleine faciliteiten heeft een historische verklaring. Al bij de indiening van het wetsvoorstel Taalwet bestuurszaken op 30 maart 1962, stelde de regering een regeling voor de faciliteitengemeenten voor "die een soepele aanpassing aan de werkelijke evolutie" toeliet. Ze was geïnspireerd op de regeling voor de taalgrensgemeenten die het jaar voordien was goedgekeurd.
Op de lijst van gemeenten die in aanmerking kwamen voor een speciale regeling voor taalminderheden in het Brusselse arrondissement stonden vier Vlaamse gemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel). Die gemeenten pasten sinds 1954 het stelsel van externe tweetaligheid toe, dat was toegekend op basis van de taalwet van 1932. Met extern (of uitwendig) taalgebruik wordt het taalgebruik naar de burger/het publiek toe bedoeld. Daartegenover staat het intern (of inwendig) taalgebruik, waarmee de taal bedoeld wordt die de diensten moeten gebruiken bij de behandeling van hun dossiers enz.
Deze wet van 1932 koppelde het taalstatuut van een gemeente aan de resultaten van de tienjaarlijkse talentelling. Indien meer dan 50 % van de inwoners verklaarde (meestal) de andere landstaal te spreken, werd die taal de bestuurstaal; een uitslag van 30 % voerde een stelsel van externe/uitwendige tweetaligheid in. Op basis van de talentelling van 1947 werd in de vier genoemde gemeenten overgeschakeld naar het Nederlandstalige regime met minderheidsrechten voor Franstaligen. Uit de publicatie van de officiële uitslag in het Belgisch Staatsblad blijkt dat in Drogenbos 43,30 % van de ondervraagden verklaarde uitsluitend of meestal Frans te spreken, in Kraainem 46,71 %, in Linkebeek 36,36 % en in Wemmel 31,51 %. Door de publicatie van die resultaten kregen alle gemeenten boven de 30 % een uitwendige tweetaligheid. Die regeling van uitwendige tweetaligheid kwam grotendeels overeen met het voorliggende wetsontwerp, maar week er voor een aantal aspecten van af. De wetgever van 1963 hield uiteindelijk rekening met de bestaande toestand en raakte amper aan de rechten die de vier gemeenten hadden verworven. Zij kregen het stelsel van grote faciliteiten.
Wezembeek-Oppem en Sint-Genesius-Rode bleven in 1947 onder de grens van de 30 % Franssprekenden met een score van respectievelijk 29,97 % en 25,20 %. Maar de regering wenste ook rekening te houden met de migratiebewegingen tussen 1947 en 1961. Uit prognoses bleek dat die twee gemeenten de kaap van 30 % Franssprekenden zouden overschrijden indien men rekening hield met de situatie begin jaren 60. Zij kregen een beperkter stelsel van minderheidsrechten opgelegd, vergelijkbaar met de regeling voor de taalgrensgemeenten en meestal aangeduid als de “kleine faciliteiten.”
Op de overige gemeenten van de lijst (Dilbeek, Strombeek-Bever, Kasteelbrakel, Ter Hulpen en Waterloo) werd het regime van faciliteiten voor taalminderheden niet toegepast.
Schematisch overzicht grote en kleine faciliteiten:
Overzicht van de verschilpunten inzake grote en kleine faciliteiten | ||
---|---|---|
Betreft | Grote faciliteiten | Kleine faciliteiten |
Akten worden door het gemeentebestuur uitgereikt in het | Nederlands of Frans naargelang wens betrokkene | Nederlands, vertaling mogelijk |
Akten burgerlijke stand worden in het gemeentelijk register overgeschreven in het | Nederlands of het Frans afhankelijk van de oorspronkelijke taal | Nederlands |
Is de akte in het Duits, dan wordt ze in het Nederlands of in het Frans overgeschreven in het register naargelang de wens van de belanghebbende | Is de akte in het Duits, dan wordt ze in het Nederlands overgeschreven in het register. Een vertaling kan worden aangevraagd. | |
Taalkennis 'loketambtenaren' / taalkennis ambtenaren die omgang hebben met het publiek | Elementaire kennis van het Frans is verplichte voorwaarde voor de aanwerving | De dienst is zo georganiseerd dat in het Frans geantwoord kan worden |
Meer informatie over de praktische organisatie van de taalexamens vindt u op de volgende sites:
- voor administratieve functies: https://www.selor.be/nl, rubriek taaltesten https://www.selor.be/nl/procedures/taaltesten/
- voor een job in het onderwijs: www.selor.be of www.ond.vlaanderen.be/wetwijs, lemma taalexamens.
Inwoners uit de randgemeenten kunnen tijdens een contact met een overheidsdienst altijd vragen om over te gaan op het Frans indien zij dit wensen. Het eenvoudige feit dat een inwoner de dienst in het Frans aanspreekt of antwoordt, volstaat om de overschakeling naar die taal te verantwoorden.
Jarenlang hielden de gemeentelijke diensten rekening met dit verzoek voor alle daaropvolgende contacten. Die praktijk is echter volgens de Vlaamse overheid, de toezichthoudende overheid, niet in overeenstemming met (een restrictieve toepassing van) de taalwetgeving.
Faciliteiten kunnen volgens de Vlaamse overheid niet automatisch worden toegekend. In een aantal omzendbrieven worden de volgende richtlijnen gegeven:
Meer informatie:
In de randgemeenten was er geen algemeen draagvlak voor die zienswijze en werd de vernietiging van de omzendbrief Peeters gevraagd bij de Raad van State. De Nederlandstalige kamer van de Raad van State verwierp de vernietigingsberoepen in 2004. Om grondwetsconform te zijn, zo oordeelde de Raad van State, moet de interpretatie van de faciliteitenregeling stroken met de voorrangsstatus van het Nederlands in de randgemeenten. Dit is niet het geval wanneer de gemeente inwoners die eens het gebruik van het Frans hebben gevraagd later automatisch in het Frans aanschrijft. Dat ze hun verzoek telkens opnieuw moeten herhalen, is dat volgens de Raad wél.
Meer informatie:
Zie arrest 138.860 en 184.353 van de Raad van State
Door de staatshervorming van 2012 werd de Algemene Vergadering van de Raad van State bevoegd voor alle administratieve geschillen met betrekking tot de randgemeenten. Met die hervorming wilde de wetgever de communautaire vrede verzekeren.
De wijze waarop faciliteiten moeten worden toegekend, kwam ter sprake bij de beroepen tegen de niet-benoemingsbeslissingen van twee aangewezen burgemeesters na de verkiezingen van 14 oktober 2012.
De Algemene Vergadering van de Raad van State deed uitspraak over die beroepen in twee arresten van 20 juni 2014.
Uit het arrest 227.775 kan worden afgeleid dat de Algemene Vergadering van de Raad van State een blijvende registratie van de taalaanhorigheid inderdaad niet verzoenbaar acht met de voorrang van het Nederlands in het Nederlandse taalgebied, en zo het standpunt van de Nederlandstalige kamer bevestigt. Wel mildert de Algemene Vergadering vervolgens de gevolgen van die visie door te stellen dat een registratie van de taalaanhorigheid van Franstalige aanvragers gedurende een redelijke termijn (4 jaar) wel mogelijk moet zijn.
Concreet zegt de Raad van State dat:
Dit standpunt van de Raad van State impliceert dat de taalkeuze tijdelijk wordt bijgehouden.
Hoewel het arrest dus niet rechtstreeks de Vlaamse omzendbrieven betreft, maakt de overweging wel deel uit van de argumenten/analyse die ertoe leidden dat de Raad uiteindelijk de niet-benoemingsbeslissing van de burgemeester in kwestie vernietigde. In de rechtsleer wordt meestal aanvaard dat het gezag van gewijsde van een vernietigingsarrest van de Raad van State zich uitstrekt tot de motieven die onverbrekelijk met het dictum verbonden zijn, d.w.z. overwegingen die onlosmakelijk en noodzakelijk de ondersteuning zijn van de eindconclusie van het arrest.
De Vlaamse overheid is eerder van mening dat de uitspraak van de Raad van State over een beperkte taalregistratie niet valt onder het gezag van gewijsde van het arrest in kwestie.
Voor meer informatie:
Sindsdien herhaalde de Algemene Vergadering van de Raad van State echter de mogelijkheid van een beperkte taalregistratie in een tiental arresten:
Meer informatie in de arresten 245.052, 245.053, 245.054, 245.055, 241.512, 241.513, 241.514, 241.515, 241.516, 237.209, 237.210 en 237.211van de Raad van State.
Eind 2018 stelde het Hof van Cassatie (Franstalige kamer), naar aanleiding van een fiscaal geschil, dat een inwoner uit een randgemeente het verzoek om het Frans te gebruiken in zijn contacten met een bestuur niet telkens opnieuw moet herhalen. Volgens het Hof van Cassatie zou een eenmalig verzoek daartoe volstaan.
Meer informatie vindt u in het arrest C.18.0132.F/1 van 6 december 2018.
De omzendbrieven van de Vlaamse overheid zijn nog steeds van toepassing.
De Vlaamse regering stelt in haar regeerakkoord 2019-2024 dat ze de interpretatie van de omzendbrieven Peeters en Martens blijft aanhouden.