Het taalgebruik in het bedrijfsleven wordt door verschillende rechtsnormen geregeld. De grote lijnen ervan zijn uitgewerkt in de Taalwet bestuurszaken en betreffen de officiële documenten en de sociale betrekkingen tussen werkgever en werknemer.
Sinds de staatshervorming van 1970 zijn de Vlaamse en de Franse Gemeenschap bevoegd voor het taalgebruik in de sociale betrekkingen en voor de officiële documenten. Beide Gemeenschappen hebben sindsdien een eigen regeling uitgewerkt.
Gecoördineerde Grondwet 1994 , artikel 129, §1
Momenteel gelden de volgende algemene rechtsnormen:
Er bestaan verder specifieke taalregels in het kader van het collectief arbeidsrecht.
Het is inderdaad van belang dat alle personeelsleden van een onderneming de aangenomen regels en bepalingen goed begrijpen. De relevante wetteksten zijn:
Bovendien kunnen taalverplichtingen voorkomen in andere wetteksten die in principe een totaal andere materie dan de bestuurszaken regelen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het Europees octrooirecht waar specifieke taalregels nodig zijn door de internationale context. Het Wetboek Economisch Recht bevat op zijn beurt een aantal taalregels ter bescherming van de consument en die o.a. de etikettering, garantie en handleidingen betreffen.
Meer informatie over de taalvoorschriften in andere normen vindt u in de rubriek ‘Taalverplichtingen uit andere normen’ .
Het enige criterium dat vastlegt welke van de 3 algemene normen van toepassing is, is de geografische lokalisatie van de exploitatiezetel; de ligging van de maatschappelijke hoofdzetel of de administratieve zetel is irrelevant. Concreet betekent dit dat voor een bedrijf met kantoren in bijvoorbeeld Brugge en Drogenbos, het kantoor in Drogenbos valt onder de (federale) Taalwet bestuurszaken. Het kantoor van Brugge valt onder de Vlaamse wetgeving.
Wanneer de exploitatiezetel gelegen is in | Dan gelden de taalregels van |
Een Brusselse gemeente | Taalwet bestuurszaken (KB van 18 juli 1966) |
Een taalgrensgemeente | |
Een randgemeente | |
Een gemeente uit het Duitstalige taalgebied | |
Een taalhomogene gemeente van het Vlaams Gewest | Decreet van 19 juli 1973 tot regeling van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van door de wet en verordeningen voorgeschreven akten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen |
Een taalhomogene gemeente van het Waals Gewest | Decreet van 30 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en reglementen. |
Aspecten die niet worden geregeld door de decreten van de Vlaamse en Franse Gemeenschap vallen onder het toepassingsgebied van de Taalwet bestuurszaken.
De keuze om het taalgebruik te linken aan de exploitatiezetel vinden we terug in artikel 52 van de Taalwet bestuurszaken. Nadat de gemeenschappen ook decreten uitvaardigden, ontstonden problemen om vast te leggen welke norm sommige situaties regelde. In een aantal baanbrekende arresten heeft het Grondwettelijk Hof in 1986 verduidelijkt dat de aanduiding van de exploitatiezetel als lokalisatiecriterium overeenstemt met de regels voor de verdeling van de bevoegdheden van artikel 129 van de Grondwet. Binnen een exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling, wat inhoudt dat de territoriale bevoegdheid van de ene overheid in principe de bevoegdheid van de andere uitsluit, is het immers belangrijk dat iedere regeling gelokaliseerd moet kunnen worden binnen het gebied waarvoor de normgever bevoegd is. Op die manier kan iedere concrete verhouding en elke situatie maar door één wetgever worden geregeld. Het criterium ‘exploitatiezetel’ komt hieraan tegemoet.
Bedrijven die gevestigd zijn in een randgemeente moeten de Taalwet bestuurszaken naleven. De federale overheid is immers op basis van artikel 129, § 2 van de Grondwet bevoegd voor het taalgebruik in de sociale betrekkingen en de officiële documenten van de bedrijven in de gemeenten die grenzen aan een ander taalgebied, en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn, voorschrijft of toelaat.
Met ‘bedrijf’ wordt hier ‘exploitatiezetel’ bedoeld. De ligging van de maatschappelijke hoofdzetel of de administratieve zetel is niet relevant.
Met 'taalfaciliteiten' wordt meestal het recht bedoeld van de particulieren die in bepaalde gemeenten wonen om in hun betrekkingen met de overheidsdiensten een andere taal te gebruiken dan die van de streek waar die gemeenten gelegen zijn. Het zijn gemeenten met een bijzonder taalstatuut. In de zes randgemeenten kan er overgeschakeld worden naar het Frans indien gewenst.
De faciliteitenregeling die van toepassing is op de randgemeenten zit vervat in de artikelen 25 (betrekkingen met particulieren), 26 (getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen), en 28 en 30 (akten) van de Taalwet bestuurszaken.
De Taalwet bestuurszaken begrijpt onder het woord ‘particulier’ niet alleen de natuurlijke personen maar ook bedrijven. Het begrip ‘particulier’ wordt immers in die wet gebruikt in tegenstelling tot ‘overheid’ of ‘overheidsdienst'. Bijgevolg kennen de artikelen 25 e.v. deze faciliteiten niet alleen toe aan natuurlijke personen, maar ook aan private bedrijven.
Toch is de situatie van de bedrijven niet volledig identiek aan die van de natuurlijke personen. Voor tal van officiële documenten moeten bedrijven verplicht het Nederlands gebruiken op basis van artikel 52 van de Taalwet bestuurszaken. Anders gezegd, hoewel een bedrijf in een randgemeente aan de overheidsdiensten mag vragen om over te schakelen naar het Frans, is die overschakeling niet mogelijk voor de officiële documenten die het zelf aanmaakt.
§1. Deze gecoördineerde wetten zijn toepasselijk:
2° op de natuurlijke en rechtspersonen die concessiehouder zijn van een openbare dienst of die belast zijn met een openbare taak die de grenzen van een privaat bedrijf te buiten gaat en die de wet of de openbare machten hun hebben toevertrouwd in het belang van het algemeen;
6° binnen de bij artikel 52 bepaalde perken, op de handelingen en bescheiden uitgaande van de private nijverheidsbedrijven, handels- of financiebedrijven.
§2. De onderscheiden diensten, met een bepaalde territoriale bevoegdheid, van de in § 1 bedoelde besturen, openbare diensten en instellingen, alsook de in dezelfde paragraaf vermelde natuurlijke personen, worden hierna “diensten” genoemd.
Tenzij zij onder het gezag van een openbare macht staan, zijn de in § 1, 2°, bedoelde personen niet onderworpen aan de bepalingen die in deze gecoördineerde wetten betrekking hebben op de organisatie van de diensten, op de rechtspositie van het personeel en op de door dit laatste verkregen rechten.
De aanstelling, uit welken hoofde ook, van private medewerkers, opdrachthouders of deskundigen ontslaat de diensten niet van de toepassing van deze gecoördineerde wetten.
§1. Voor de akten en bescheiden, die voorgeschreven zijn bij de wetten en reglementen en voor die welke bestemd zijn voor hun personeel, gebruiken de private nijverheids-, handels- of financiebedrijven de taal van het gebied waar hun exploitatiezetel of onderscheiden exploitatiezetels gevestigd zijn.
In Brussel-Hoofdstad stellen de bedrijven die bescheiden in het Nederlands wanneer zij bestemd zijn voor het Nederlandssprekend personeel en in het Frans wanneer zij bestemd zijn voor het Franssprekend personeel.
§2. Onverminderd de hun bij § 1 opgelegde verplichtingen, mogen dezelfde bedrijven bij de berichten, mededelingen, akten, getuigschriften en formulieren bestemd voor het personeel een vertaling toevoegen in een of meer talen, zo de samenstelling van dat personeel zulks rechtvaardigt.
Wanneer wordt vastgesteld dat de handelingen of bescheiden naar vorm in strijd met de beschikkingen van artikel 52 werden opgesteld, moeten zij, hetzij uit eigen beweging, hetzij op aanmaning van de bevoegde dienst, overheid of rechtsinstantie, door de betrokken private nijverheids-, handels- of financiebedrijven door bescheiden of handelingen vervangen worden die naar de vorm regelmatig zijn.
Mocht binnen de maand aan deze aanmaning geen gevolg gegeven worden, dan kan door de hogervernoemde overheid, dienst of rechtsinstantie alsmede door iedere belanghebbende een verzoekschrift ingediend worden bij de vrederechter die beveelt dat aan deze handelingen en bescheiden een vertaling wordt toegevoegd, opgesteld door een door hem aan te duiden beëdigde vertaler en dit op kosten van het betrokken bedrijf.
De vervanging van de bescheiden en handelingen heeft uitwerking op de datum van het vervangen bescheid.
Volgens artikel 59 van de Taalwet bestuurszaken moeten alle handelingen en documenten die niet in de juiste taal worden gesteld worden vervangen. Dit kan uit eigen beweging gebeuren. De onderneming kan daar echter ook toe aangemaand worden door de bevoegde dienst, overheid of rechtsinstantie. Indien er binnen de maand geen gevolg wordt gegeven aan zo’n aanmaning, dan kan de overheid, dienst of rechtsinstantie het dossier bij de vrederechter indienen. De vrederechter kan een beëdigde vertaler aanduiden die op kosten van het bedrijf in kwestie voor de vertaling moet zorgen.
De Taalwet bestuurszaken is slechts van toepassing voor zover er geen specifieke taalregeling wordt opgelegd door een andere rechtsregel. De Vlaamse en de Franse Gemeenschap hebben dit elk voor hun respectievelijk taalgebied geregeld. Daarnaast kunnen ook andere normen taalvoorschriften bevatten. Die taalverplichtingen worden opgenomen in een andere norm omdat ze een specifieke materie regelen of omdat er rekening moet worden gehouden met een specifieke context. Hieronder volgen enkele voorbeelden van een dergelijke rechtsregel.
Het toezicht op de naleving van die voorschriften valt onder de bevoegdheid van de FOD Economie. Met uw vragen of klachten in dit verband kunt u terecht op het Meldpunt van de FOD Economie.