Speciale waarborgen voor (de inwoners van) de randgemeenten

Terug naar het overzicht

Naast de faciliteitenregeling waardoor inwoners uit de randgemeenten in hun contacten met de overheid het Frans mogen gebruiken i.p.v. het Nederlands (de bestuurstaal), genieten zij ook nog andere waarborgen die niet in de Taalwet bestuurszaken zijn opgenomen. Die waarborgen werden ingevoerd ter bescherming van de anderstalige minderheden in bepaalde gemeenten en van het taalevenwicht in het Belgisch staatsbestel, maar bevatten geen specifieke regelingen voor het gebruik van de talen in bestuurszaken. Ze vallen bijgevolg niet binnen de bevoegdheden van de adjunct van de gouverneur. Volledigheidshalve vindt u hieronder wel een overzicht van die waarborgen.

Benoemingsprocedure burgemeesters in de rand

Aan het hoofd van elke gemeente staat een burgemeester. Samen met de schepenen staat de burgemeester in voor het dagelijks bestuur van de gemeente, o.a. door de beslissingen van de gemeenteraad voor te bereiden en uit te voeren.

De burgemeesters van de Vlaamse gemeenten, dus ook die van de randgemeenten, worden benoemd door de Vlaamse regering. De gemeenteraadsleden kunnen wel daartoe een kandidaat uit hun midden voordragen. 

Hoewel de Vlaamse regering doorgaans de voorgedragen kandidaat effectief benoemt tot burgemeester, is zij niet verplicht om dit te doen. De benoemingsbevoegdheid kan immers niet worden beperkt tot nagaan of de voorgedragen kandidaat-burgemeester voldoet aan de wettelijke benoemings- en onverenigbaarheidsvoorwaarden. De Vlaamse regering gaat ook na of de kandidaat over de vereiste kwaliteiten beschikt voor het behartigen van een goed bestuur van de gemeente en voldoende garanties biedt voor een regelmatige en loyale vertegenwoordiging van het centrale gezag in de gemeente.

In de randgemeenten, net als in de gemeenten Voeren en Komen-Waasten, worden de schepenen rechtstreeks aangeduid door de kiezers (artikel 15, § 2 van de Nieuwe Gemeentewet), terwijl in de overige gemeenten van het Vlaamse Gewest de schepenen aangeduid worden door de verkozen gemeenteraadsleden (artikel 43, § 1 Decreet lokaal bestuur).

Op 19 juli 2012 wijzigde de wetgever de benoemingsprocedure voor de burgemeesters van de randgemeenten. De voordrachtsakte van de burgemeester wordt nog steeds bevestigd door een stemming in de gemeenteraad en vervolgens bezorgd aan de Vlaamse regering.

Vanaf die stemming draagt de kandidaat-burgemeester de titel ‘aangewezen-burgemeester’ en kan hij of zij de bevoegdheden uitoefenen die bij het ambt horen. Hij of zij kan echter pas als schepen worden vervangen, indien de Vlaamse regering instemt met deze voordracht. Zij heeft zestig dagen om de burgemeester te benoemen of om een specifieke weigeringsbeslissing mee te delen.

Indien de Vlaamse regering de benoeming weigert, contacteert zij o.m. de Raad van State, zetelend in zogenoemde (tweetalige) ‘algemene vergadering’. Daarna brengt zij de dienst van de adjunct van de gouverneur op de hoogte. De niet-benoemde burgemeester kan de weigeringsbeslissing aanvechten bij de algemene vergadering van de Raad van State, door zijn of haar standpunt in te dienen in een zogeheten ‘memorie’.

Als de Raad van State de weigeringsbeslissing van de Vlaamse regering tenietdoet, dan komt dit neer op een definitieve benoeming van de burgemeester. Wordt de weigeringsbeslissing bevestigd, dan heeft de gemeenteraad dertig dagen om te stemmen over een nieuwe voordrachtsakte.

Het aantal malen dat eenzelfde kandidaat kan worden voorgedragen als burgemeester wordt door het decreet van 29 juni 2012 ingeperkt door toevoeging van een paragraaf 1bis aan artikel 59 van het Gemeentedecreet. Voortaan kan de gemeenteraad een kandidaat-burgemeester die niet werd benoemd door de Vlaamse regering niet meer opnieuw voordragen tijdens dezelfde bestuursperiode, tenzij op basis van nieuwe feiten of nieuwe gegevens.

Op deze manier verhindert de wetgever als het ware een eindeloze reeks weigeringen om een voorgedragen kandidaat te benoemen, met daarop telkens een wedervoordracht van dezelfde kandidaat (de zogenoemde ‘benoemingscarrousel’).

Sindsdien hebben verschillende aangewezen burgemeesters al dan niet met succes hun niet-benoeming aangevochten bij de algemene vergadering van de Raad van State.

De Raad van State velde op 20 juni 2014 de arresten 227.775, 227.776 en 227.777. De heer Damien Thiéry uit Linkebeek zag zijn betwisting afgewezen, waardoor de beslissing tot niet-benoeming overeind bleef. Mevrouw Véronique Caprasse uit Kraainem werd daarentegen wèl definitief benoemd. De heer François Van Hoobrouck d'Aspre van Wezembeek-Oppem ten slotte had volgens de Raad van State geen belang meer bij de aanvechting van zijn benoemingsweigering, aangezien inmiddels de heer Frédéric Petit met ingang van 1 januari 2014 werd benoemd.

In haar arrest 237.211 van 30 januari 2017 stelde de algemene vergadering van de Raad van State definitief een einde aan de verschillende voordrachten van de gemeente Linkebeek om dhr. Damien Thiéry tot burgemeester te benoemen.

In de arresten 245.052, 245.053, 245.054 en 245.055 van 2 juli 2019 bevestigde de Raad van State de benoeming van de aangewezen burgemeesters Pierre Rolin (Sint-Genesius-Rode), Frédéric Petit (Wezembeek-Oppem), Alexis Calmeyn (Drogenbos) en Yves Ghequiere (Linkebeek).

Voor meer informatie: zie de arresten 227.775, 227.776, 227.777, 237.211, 245.052, 245.053, 245.054, 245.055 van de Raad van State.

In de randgemeenten moeten de burgemeesters om hun mandaat uit te oefenen genoeg Nederlands kennen. Door het feit van hun verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat zij die taalkennis bezitten.

Die regeling werd in 1988 ingevoerd door de Pacificatiewet.

Het vermoeden is onweerlegbaar ten aanzien van elke mandataris die rechtstreeks door de bevolking gekozen is en ten aanzien van de burgemeester die tussen 1 januari 1983 en 1 januari 1989 minstens drie jaar ononderbroken een mandaat van burgemeester heeft uitgeoefend.

Het is weerlegbaar ten aanzien van andere mandatarissen op verzoek van een gemeenteraadslid. Dat verzoek moet worden ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State. Indien de Raad beslist dat het vermoeden van taalkennis is weerlegd, wordt de benoeming vernietigd.

De regeling valt vandaag onder het standstill-beginsel, dat is opgenomen in artikel 16bis van de BWHI van 8 augustus 1980. Het standstill-beginsel houdt principieel in dat rechten die eerder verleend werden, behouden moeten blijven en dat er geen beperkingen of voorwaarden aan gekoppeld mogen worden. Artikel 16bis van de BWHI bepaalt dat de decreten, reglementen en administratieve handelingen geen afbreuk mogen doen aan de waarborgen die de anderstalige minderheden in de rand- en taalgrensgemeenten genieten sedert 14 oktober 2012.

Rechtsbescherming: Specifieke procedure bij de Raad van State

Sinds 14 oktober 2012 (zesde staatshervorming) is er voor de inwoners van de randgemeenten een specifieke procedure voorzien wanneer zij zich wenden tot de Raad van State. Zij kunnen vragen dat de 'algemene vergadering' van de Raad de zaak waarin zij betrokken worden, behandelt.

Hiertoe moet wel worden voldaan aan de volgende cumulatieve voorwaarden:

a) het voorwerp van de aanvraag, de moeilijkheid of het beroep is gelokaliseerd of lokaliseerbaar in een randgemeente;

b) de betrokken persoon vraagt al in het opschrift van de brief waarmee hij de zaak voor de afdeling bestuursrechtspraak brengt dat deze door de algemene vergadering behandeld wordt;

c) die brief bevat een formele verwijzing naar de garanties, rechtsstelsels en taalrechten die in de gemeenten van toepassing zijn.

Wet van 19 juli 2012 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, wat de behandeling van geschillen betreft door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak, op vraag van personen gevestigd in de randgemeenten, BS 22 augustus 2012

Kieswetgeving

In 2012 werd het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde opgeheven. Er werden niet alleen twee nieuwe kieskringen opgericht, nl. Brussel-Hoofdstad en Vlaams-Brabant, maar er werd ook een nieuw kieskanton Sint-Genesius-Rode ingesteld. Dit kieskanton omvat de zes randgemeenten. De kiezers in dit kieskanton kunnen stemmen voor een lijst van de kieskring Vlaams-Brabant of voor een lijst van de kieskring Brussel-Hoofdstad. In elk stemopnemingsbureau van het kieskanton Sint-Genesius-Rode worden de stembiljetten waarop een stem is uitgebracht gerangschikt in twee categorieën: enerzijds diegene waarop een stem uitgebracht is voor een kandidatenlijst uit Vlaams-Brabant en anderzijds de biljetten waarmee gestemd werd op een lijst van de kieskring Brussel-Hoofdstad. Analoge bepalingen gelden voor de Europese verkiezingen. Het model van oproepingsbrief voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgelegd in een koninklijk besluit.

Wet van 19 juli 2012 houdende verscheidene wijzigingen van het Kieswetboek, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, van de wet van 3 juli 1971 tot indeling van de leden van de Wetgevende Kamers in taalgroepen en houdende diverse bepalingen betreffende de cultuurraden voor de Nederlandse cultuurgemeenschap en voor de Franse cultuurgemeenschap en van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement

Artikel 16bis BWHI - Standstill-bepaling

Artikel 16bis van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 (BWHI) stelt dat de decreten, reglementen en administratieve handelingen geen afbreuk mogen doen aan de op 14 oktober 2012 bestaande waarborgen die de anderstalige minderheden genieten in rand- en taalgrensgemeenten.

Die bepaling werd in 2001 ten gevolge van de vierde staatshervorming ingevoerd. Het referentiepunt van die bestaande waarborgen werd vastgepind op de situatie die gold op 1 januari 2002. Door de zesde staatshervorming werd een aantal waarborgen die op die datum nog niet golden ook onder de regeling gebracht.

Dit wetsvoorschrift bevat wat men noemt een ‘standstill-verplichting’.

Dit betekent dat een bestaand beschermingsniveau in principe niet mag worden afgebouwd. Uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State blijkt dat een standstill-verplichting niet noodzakelijkerwijze betekent dat de bevoegde wetgever niet meer mag raken aan de modaliteiten van een bepaalde regeling. Doorgaans is er pas sprake van een schending van die verplichting wanneer de achteruitgang ‘betekenisvol’ of ‘aanzienlijk’ is en niet kan worden verantwoord door het algemeen belang.

Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 16bis

Artikel 7bis BWHI – identieke behandeling

Door artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen moeten de gewesten de samenstelling, de organisatie, de bevoegdheid, de werking, de aanstelling of verkiezing van de gemeentelijke organen en het administratief toezicht op de gemeenten die gelegen zijn in hetzelfde gewest, op identieke wijze regelen.

Volgens het Grondwettelijk Hof heeft de bijzondere wetgever met dit voorschrift willen vermijden dat de gewestbevoegdheid inzake ondergeschikte besturen zou worden gebruikt om zonder (redelijke) verantwoording aan bepaalde gemeenten minder bevoegdheden of minder autonomie toe te kennen dan aan de andere gemeenten.

Dit brengt evenwel geen verplichting tot uniforme regeling met zich mee. Een uniforme regeling is immers enkel in strijd met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wanneer categorieën van personen die zich in wezenlijk verschillende situaties bevinden op identieke wijze worden behandeld zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Artikel 7bis BWHI vereist ook niet dat de decreetgever zich uitdrukkelijk moet verantwoorden voor het feit dat hij alle gemeenten (ondanks hun specifieke situatie) op identieke wijze behandelt wanneer hij aspecten regelt waarin die gemeenten zich niet ipso facto in wezenlijk verschillende situaties zouden bevinden.

Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 7bis

Bijzondere meerderheidswetten

De regelingen inzake taalgebruik in bestuurszaken voor de faciliteitengemeenten kunnen volgens art. 129, § 2 van de Grondwet enkel worden gewijzigd door een bijzondere meerderheidswet.

Meer informatie: Glossarium