Het specifiek administratief toezicht op de lokale besturen van de randgemeenten betreft het gebruik van de talen in twee aangelegenheden: de bestuurszaken en het onderwijs.
Hoewel de organisatie en de uitoefening van het (gewoon) administratief toezicht sinds 1 januari 2002 werd toevertrouwd aan de gewesten,85 blijft het toezicht op de naleving van het gebruik van de talen in bestuurszaken in de randgemeenten een federale bevoegdheid in de zin van artikel 7, §1, tweede lid BWHI.86 Dit artikel machtigt de gemeenschappen en de federale overheid om voor de eigen bevoegdheden een specifiek administratief toezicht te organiseren.
De federale wetgever heeft voor de naleving van de taalwetgeving in de randgemeenten een dergelijk specifiek administratief toezicht ingesteld via de artikelen 65bis en 58 van de Taalwet bestuurszaken. Dit toezicht moet ervoor zorgen dat de lokale besturen van de randgemeenten de taalwetgeving correct toepassen en wordt gerealiseerd door beslissingen die afbreuk doen aan de taalregels te schorsen of te vernietigen.
De bevoegdheid om beslissingen van de randgemeenten te schorsen wegens schending van de Taalwet bestuurszaken werd via artikel 65bis van deze wet toevertrouwd aan de adjunct van de gouverneur. De schorsing heeft gedurende 40 dagen uitwerking. Concreet betekent dit dat ze na 40 dagen is opgeheven, tenzij het bestuur de beslissing intrekt.
De vernietigingsbevoegdheid wordt via artikel 58, tweede lid toevertrouwd aan de toezichthoudende overheid, de hoven en rechtbanken of de Raad van State. Met de term ‘toezichthoudende overheid’ verwijst artikel 58, tweede lid SWT naar de overheden die het toezicht uitoefenen krachtens het gemene recht ter zake,87 zodat de gewestregering, in casu de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur van de Vlaamse regering, ter zake bevoegd is.
Daarnaast belast artikel 7, §5 van de wet van 2 augustus 1962 de adjunct van de gouverneur met het toezicht over de toepassing van de regelgeving over het gebruik van de talen in het onderwijs in de randgemeenten. Hoewel het gebruik van de talen in het onderwijs in principe geregeld wordt door de wet van 30 juli 1963, bevat de wet van 2 augustus 1962, die het taalgebruik in bestuurszaken regelt, een aantal bepalingen over het taalgebruik in het onderwijs. Die bepalingen gelden enkel in de randgemeenten. Op basis van artikel 7, § 3 van de wet van 2 augustus 1962 kan in die gemeenten kleuteronderwijs en lager onderwijs in het Frans worden verstrekt. Het is in die specifieke bestuurlijke context dat de adjunct van de gouverneur belast wordt met het toezicht over de naleving van het gebruik van de talen in het onderwijs.88
De wet verplicht de burgemeesters van de randgemeenten om binnen acht dagen aan de adjunct van de gouverneur een afschrift te sturen van de gemeentelijke besluiten die rechtstreeks of onrechtstreeks de toepassing van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en in het onderwijs betreffen. Dit moet het de adjunct van de gouverneur mogelijk maken om na te gaan of de taalwetgeving door de gemeentelijke diensten correct wordt toegepast.
Het aandeel van het administratief toezicht in het totale werkvolume van de dienst is 93 %.
Net als de vorige jaren, moet de adjunct van de gouverneur vaststellen dat niet alle gemeentebesturen afschriften van beslissingen naar de dienst sturen, hoewel dit klaar en duidelijk opgelegd wordt door de wet.
Zo ontving de dienst, net als de vorige jaren, ook voor de huidige overzichtsperiode (2016-2019) geen enkele beslissing betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Verder stuurden amper drie randgemeenten enkel de agenda van de geplande gemeenteraden door, wat overigens evenmin een efficiënt administratief toezicht toelaat. Immers, enkel uitvoerbare beslissingen maken het voorwerp uit van dit toezicht. Het agenderen van een dossier betekent niet noodzakelijk dat de gemeenteraad effectief het punt zal bespreken of een beslissing zal nemen. Bovendien ligt het bestuur van een Vlaamse gemeente in de handen van de gemeenteraad (algemeen beslissingsniveau) en het college van burgemeester en schepenen (dagelijks bestuur).
Minder dan de helft van de randgemeenten stuurde op regelmatige basis een overzichtslijst van de getroffen beslissingen door. Hetzelfde gold voor het sturen van afschriften van beslissingen zoals opgelegd door de wet. Die beslissingen betroffen allemaal aanstellingen van het onderwijzend en administratief personeel van de gemeentelijke basisscholen.
Voor die doorgestuurde aanstellings- of benoemingsbeslissingen gaat de adjunct van de gouverneur na of de taalwetgeving nageleefd werd en dus of de betrokken personeelsleden over de vereiste taalkennis beschikken. Het onderwijzend en administratief personeel van de gemeentelijke basisscholen moet immers, net als het andere gemeentepersoneel, aantonen dat zij het Nederlands, de bestuurstaal, in voldoende mate beheersen. Dit is ook het geval als zij worden benoemd in een instelling waar het onderwijs in het Frans wordt verstrekt.
Doorgaans wordt de kennis van het Nederlands aangetoond via het bekwaamheidsbewijs of studiebewijs dat toegang geeft tot de functie. Maar voor het personeel van de Franstalige basisscholen in de randgemeenten bewijst het diploma waarop hun aanstelling berust in de meeste gevallen de kennis van de onderwijstaal, het Frans. De kennis van het Nederlands moet dan volgens artikel 27 van de Taalwet bestuurszaken worden aangetoond, aan de hand van een attest verstrekt door Selor. In de benoemingsdossiers die de dienst ontvangt, verwijzen de notulen echter zelden naar een Selor-attest. Rekening houdend met het standpunt van het Grondwettelijk Hof kan de kennis van het Nederlands echter ook worden aangetoond aan de hand van een attest dat op basis van artikel 15 van de Onderwijstaalwet door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap wordt afgeleverd.89 Alleen worden die taalexamens voor het ogenblik niet meer georganiseerd.90
In de rechtspositiedecreten van het onderwijzend personeel91 worden er echter andere mogelijkheden opgesomd die de vereiste taalkennis aantonen, bijvoorbeeld een taalopleiding aan een hogeschool of universiteit. Men kan dit ook doen via een opleiding Nederlands bij een centrum voor volwassenenonderwijs of via een CNaVT-test.
Doorgaans bewijzen de personeelsleden van de Franstalige gemeentelijke basisscholen hun kennis van het Nederlands via een attest verstrekt door een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO). De adjunct van de gouverneur acht de vereiste taalkennis dan bewezen, rekening houdend met het standpunt van het Grondwettelijk Hof dat de dubbele bewijslast92 als onevenredig beoordeelde, en met de opheffing van artikel 15 van de Onderwijstaalwet door de Vlaamse decreetgever.93
In verschillende aanstellingsdossiers werd er ook een zogenoemde ‘taalafwijking' aangevraagd bij het departement Onderwijs en Vorming. Dergelijke afwijking geeft de persoon in kwestie drie jaar de tijd om zijn taalkennis te bewijzen.94 De mogelijkheid om een taalafwijking aan te vragen is terug te vinden in artikel 16 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs, en in artikel 19sexies, § 2 van het Rechtspositiedecreet Gesubsidieerd Onderwijs. Het spreekt voor zich dat gedurende die periode de persoon niet kan worden benoemd, maar enkel tijdelijk aangesteld.
Gedurende de huidige overzichtsperiode werden er geen benoemingsbeslissingen die aan de adjunct van de gouverneur werden toegestuurd geschorst, aangezien zij voldeden aan de wettelijke voorwaarden.
De adjunct van de gouverneur wenst nogmaals te benadrukken dat de meldingsplicht van artikel 65bis, § 2 van de Taalwet bestuurszaken veel ruimer is dan alleen de aanstellingen en benoemingen in het onderwijs. In dit artikel is er sprake van 'besluiten der gemeenteoverheden die rechtstreeks of onrechtstreeks de toepassing’ van de taalwetgeving betreffen. Het is vrij vreemd dat alleen aanstellings- of benoemingsbesluiten van onderwijzend personeel en geen van de gemeentelijke administratie worden doorgestuurd. Ook in andere besluiten kan de toepassing van de taalwetgeving (al dan niet zijdelings) ter sprake komen, zoals bijvoorbeeld de beslissingen over het toesturen van kiesbrieven, de goedkeuring van een parkeerreglement, het gebruik van bewonerskaarten of het bijhouden van de taalkeuze via een taalregistratiesysteem.
De onvolledige doorstroming van besluiten heeft uiteraard een negatieve impact op de effectiviteit van het administratief toezicht. De adjunct van de gouverneur ziet zich dan ook genoodzaakt om de oproep van de vorige jaren te herhalen en nogmaals te benadrukken dat een stipte kennisgeving van de gemeenteraadsbesluiten alleen maar ten goede komt aan de rechtszekerheid, het deugdelijk bestuur en het belang van alle betrokken partijen.
Bij de aantreding van de nieuwe bestuursploegen na de verkiezingen van 14 oktober 2018, heeft de adjunct van de gouverneur daartoe een brief gestuurd naar de zes randgemeenten, om ze aan hun wettelijke verplichtingen te herinneren.
De kwestie van de moeizame informatiedoorstroming betreft trouwens niet alleen de gemeentebesturen. Volgens artikel 65bis §1, eerste lid, tweede zin moeten de organen die belast zijn met het toezicht de adjunct van de gouverneur op de hoogte houden van wat zij vaststellen.95
Voetnoten
85 Bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de Gewesten en de Gemeenschappen. Via dit toezicht gaat de hogere overheid na of de lokale besturen de geldende wetten niet schenden of het algemeen belang schaden. De gewesten waren al bevoegd voor de organisatie en de werking van het administratief toezicht, maar de wet bevatte ook 2 uitzonderingen op gewestbevoegdheid, waardoor tot 31 december 2001 de organisatie van het toezicht op de gemeenten van het Duitse taalgebied en de organisatie van het gewoon administratief toezicht op de randgemeenten onder de bevoegdheid van de federale overheid bleef. Sinds 1 januari 2002 vallen de randgemeenten voor het gewoon administratief toezicht onder de bevoegdheid van de Vlaamse gewestoverheid.
86 Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 7, §1, 2de lid: Het eerste lid doet echter geen afbreuk aan de bevoegdheid van de federale overheid en van de gemeenschappen om, met betrekking tot de aangelegenheden die tot hun bevoegdheden behoren, zelf een specifiek administratief toezicht te organiseren en uit te oefenen.
87 Raad van State 28 november 2017, advies 62.235/AV over het wetsvoorstel tot wijziging van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken wat betreft het toezicht op de uitvoering van deze wetten. Kamer, (2016-2019) stuk 2299/003, p 4.
88 Op basis van artikel 129, §2, 2° van de Grondwet is de federale overheid bevoegd voor het regelen van het gebruik van de talen in het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen in de gemeenten palend aan een ander taalgebied en waar de wet het gebruik van een andere taal dan die van het gebied waarin zij gelegen zijn, voorschrijft of toelaat. De Vlaamse gemeenschap is bevoegd voor de onderwijsmaterie op basis van artikel 127, §1, 2° van de Grondwet, ook in de randgemeenten. Sedert 1 september 2012 controleert de Vlaamse onderwijsinspectie bij de doorlichting van scholen ook de instructietaal omdat het respecteren van de taalvoorwaarden een erkenningsvoorwaarde is. De federale taalinspectie (BELSPO) controleert op haar beurt of de inschrijvingsvoorwaarden en taalverklaringen in de scholen gevestigd in de randgemeenten de wettelijke bepalingen over het taalstelsel in het onderwijs naleven.
89 Grondwettelijk Hof 3 mei 2006, arrest 65/2006, zie ook Raad van State 25 januari 2007, arrest 167.109. De kwestie van de taalkennisvereisten voor het onderwijzend personeel in de Franstalige gemeentelijke basisscholen in de randgemeenten kwam al uitgebreid aan bod in vorige activiteitenverslagen. Zie Activiteitenverslag van de dienst van de adjunct van de gouverneur van Vlaams-Brabant, 2010-2011, p 62; 2012-2013, p 28; 2014-2015, p 16.
90 Zie punt 6.2.2.4. van de omzendbrief Pers/2010/02 van 19 januari 2010 (laatst gewijzigd op 8 april 2016) over de vereiste taalkennis bij een aanstelling in een Franstalige school of een Nederlandstalige school met een Franstalige afdeling op het grondgebied van het Vlaams Gewest, raadpleegbaar via https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14174
Zie ook punt 3.2.2.8. van de omzendbrief Pers/2010/01 van 19 januari 2010 (laatst gewijzigd op 21 november 2017) over de vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs, raadpleegbaar via https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=14173
91 Decreten van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
92 Volgens het Hof schendt artikel 53 van de Taalwet bestuurszaken de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer het van kandidaten voor het ambt van het onderwijzend personeel in een Franstalige gemeentelijke basisschool in de randgemeenten een Selor-attest Nederlands vergt, indien zij het bewijs van de kennis van het Nederlands kunnen aantonen via een attest grondige kennis verplichte tweede taal Nederlands in het lager onderwijs, verstrekt door de bevoegde examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap.
93 De Vlaamse decreetgever verkoos de taalkennisvereisten op te nemen in de decreten van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs en betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. Hierdoor werd artikel 15 opgeheven voor de personeelsleden die vallen onder het toepassingsgebied van de rechtspositiedecreten.
94 De taalafwijking wordt voorzien in artikel 16 van de Onderwijstaalwet en vinden we o.a. terug in artikel 19 sexies, §2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
95 Verklarende nota van de minister van Binnenlandse Zaken: “Daartoe zal [de vice-gouverneur] beschikken over de medewerking van alle instanties belast met toezicht over de uitvoering van die wetten (vaste commissie voor taaltoezicht, taalinspecteurs, enz.)", Kamer, stuk 331 (1961-1962)-27, p 70.